Indicatievragenlijst Persoonlijkheidsstoornissen (IVP)
Zelfrapportage vragenlijst met 207 items
Geschikt voor jongeren vanaf 12 jaar en volwassenen
Nederlandstalige vragenlijst
Licentiekosten: € 2,75 per afname
Voor wie is de Indicatievragenlijst Persoonlijkheidsstoornissen bedoeld?
De vragenlijst is bedoeld voor jongeren vanaf 12 jaar, volwassenen en ouderen met een hulpvraag naar aanleiding van psychische en sociaal maatschappelijke klachten.
Wat meet de IVP?
Het doel van de Indicatievragenlijst Persoonlijkheidsstoornissen is het screenen van cliënten op de aanwezigheid van een mogelijke persoonlijkheidsstoornis. Hierbij worden uitsluitend de persoonlijkheidsstoornissen van de DSM-5-TR aangehouden.
Hoe is de IVP opgebouwd?
De IVP bestaat uit 207 beweringen (Juist/Onjuist). Elk criterium wordt waar mogelijk uitgevraagd door middel van één bewering en is gebaseerd op de DSM-5-TR. Indien het niet mogelijk is om het criterium uit te vragen aan de hand van één bewering, worden er meerdere beweringen gebruikt. Hierbij kan het, afhankelijk van het criterium, nodig zijn dat op een deel of alle beweringen bevestigend wordt geantwoord voordat er wordt voldaan aan het criterium.
De IVP is adaptief van aard, waardoor vervolgvragen worden overgeslagen wanneer de antwoorden van de respondent niet voldoen aan de ingangscriteria voor een specifieke indicatie. De vragenlijst gaat in dat geval direct verder naar het volgende onderwerp. Hierdoor kan de afnametijd, ondanks de reikwijdte, relatief kort gehouden worden.
Hoe werkt de scoring van de IVP?
De scoring is volledig geautomatiseerd en gebaseerd op de DSM-5-TR criteria. Op het scoretabblad wordt het aantal kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis waarin een cliënt zichzelf herkent, weergegeven. De indicaties uit de IVP dienen te worden getoetst aan andere bronnen van klinische informatie.
De scores worden gebaseerd op basis van de onderstaande classificaties:
Cluster A
- Paranoïde persoonlijkheidsstoornis: wantrouwen en achterdocht ten opzichte van de motieven van anderen, die worden geïnterpreteerd als kwaadwillend.
- Schizoïde persoonlijkheidsstoornis: afstandelijkheid in sociale relaties en beperkingen in het uiten van emoties in intermenselijke situaties.
- Schizotypische persoonlijkheidsstoornis: beperkingen in het sociale en intermenselijke contact, cognitieve en perceptuele vervormingen en eigenaardigheden in het gedrag.
Cluster B
- Histrionische persoonlijkheidsstoornis: buitensporige emotionaliteit en aandacht vragen.
- Narcistische persoonlijkheidsstoornis: grootheidsgevoelens in fantasie of gedrag, overdreven behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie.
- Borderline persoonlijkheidsstoornis: instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en affecten, duidelijke impulsiviteit.
- Antisociale persoonlijkheidsstoornis: gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen, vanaf het vijftiende jaar aanwezig. Omdat voor het vaststellen van de antisociale persoonlijkheidsstoornis in de ontwikkeling vóór het vijftiende jaar ook sprake geweest moet zijn van een gedragsstoornis, wordt in de screening ook gevraagd naar de kenmerken van een gedragsstoornis vóór het vijftiende jaar.
Cluster C
- Vermijdende persoonlijkheidsstoornis: geremdheid in gezelschap, gevoel van tekortschieten en overgevoeligheid voor een negatief oordeel.
- Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis: buitensporige behoefte om verzorgd te worden, hetgeen leidt tot aanklampend gedrag en de angst om in de steek gelaten te worden.
- Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis: preoccupatie met ordelijkheid, perfectionisme en beheersing van psychische en intermenselijke processen, ten koste van soepelheid, openheid en efficiëntie.
Totstandkoming van de vragenlijst
© Embloom 2024, Maastricht
Dit materiaal is auteursrechtelijk beschermd en kopiëren zonder schriftelijke toestemming van Embloom is dan ook niet toegestaan.
